Het belang van kwalitatieve jeugdopleidingen.
Vorige maand kon u meer lezen over de nieuwe Top Beachvolleybal Academie, waar jeugdopleiding een cruciaal onderdeel is. Ook deze maand aandacht voor de jeugdopleiding, maar ditmaal indoor. In Grimbergen werden we gastvrij ontvangen door Swa Depelchin. Officieel is hij ondertussen op pensioen, maar in een notendop: hij lag mee aan de basis van de oprichting van de topsportschool en was jarenlang verantwoordelijke voor de jeugdopleiding in Vlaams-Brabant en Vlaanderen
Swa Depelchin is een gekend persoon in de volleybal wereld. Het interview is gebaseerd op volleybal maar wat hij te vertellen heeft over de jeugdopleidingen is van toepassing op alle indoorsporten.
Swa, kan je jezelf bondig even voorstellen?
Mijn volleybalverhaal is pas echt gestart toen ik aan de slag ging in het Onze-Lieve-Vrouwe-college in Vilvoorde. Daar richtte ik, samen met de turnleraar, Pol van Orshoven, een schoolvolleybalploeg op. Daarmee scoorden we hoge toppen, ook omdat wij blijkbaar als enige effectief trainingen deden. We werkten dan op de technische en tactische kant van volleybal. En daar is bij mij eigenlijk de liefde voor het opleiden ontstaan.
Op een gegeven moment ben ik dan in Grimbergen in de volleybalclub ingestapt. Daar ben ik jarenlang actief geweest en heb de club enorm zien uitgroeien dankzij de uitstekende opleiding die wij gaven. Het is daar dat ik op een gegeven moment Emile Rousseaux heb leren kennen. Doorheen de vele jaren van samenwerking zij wij ondertussen ook goede vrienden geworden.
Eind jaren tachtig werd ik dan gevraagd om voor Vlaams-Brabant opleiding te geven en zo ben ik stilletjes aan bij de bond binnen gerold. In 1995 was er dan de opstart van de topsportschool en werd ik uiteindelijk ook verantwoordelijk voor de jeugd in heel Vlaanderen. Twee jaar geleden ben ik officieel op pensioen gegaan, maar eigenlijk ben ik toch nog altijd op allerlei vlakken actief."
Wat is het belang van jeugdopleiding?
Na een lange carrière in de jeugdopleiding is het voor mij dan ook een grote ontgoocheling om te zien hoe er in sommige volleybalclubs nog steeds (niet) aan jeugd-'opleiding' gedaan wordt.
Ik geloof er nochtans echt in dat als je kwaliteit biedt, je niet alleen de garantie hebt tot kwalitatief goede volleyballers, maar ook een kwantitatieve groei van het volleybal zelf. Dat heb ik zelf ook ondervonden bij Grivoc. Omwille van de reputatie die ik had gekregen via die schoolploeg, vroegen ze mij om trainer te worden bij de club in Grimbergen. Het eerste jaar mochten we al dadelijk stijgen. Dankzij onze uitstekende jeugdopleiding groeide de club jaar na jaar. In Grivoc is mijn band met Emile Rousseaux ook ontstaan. We hadden al wel zeer sterke trainers, maar ik wou nog wat meer. Zo kwam ik uit bij Emile met de vraag om hier training te geven, de boel te trekken en een bewegingsschool te starten. Om Emile te halen, hebben we toen wel het lidgeld moeten verdubbelen. Maar er is maar één iemand die daarvoor afgehaakt heeft. Emile heeft hier uiteindelijk tien jaar gewerkt en op het einde barstte de club uit zijn voegen. Ook voor de bewegingsschool zelf is dat zo. We zijn gestart op één terreintje en nu hebben we meer dan 300 kinderen op zondag. Reclame moesten wij niet meer maken."
Wat deden jullie zo anders?
"Wij volgen een didactisch-methodologische manier van werken. Daarin gaan we op training uit van twee tegen twee situaties. We zijn daarmee begonnen in Vlaams-Brabant, maar ondertussen gebruiken ze dit in gans Vlaanderen.
We hebben daar ooit een dubbele DVD van gemaakt. Die is overal in Europa verspreid geraakt. De Franse federatie heeft ons ooit zelfs gevraagd om meer dan 1000 exemplaren van die DVD te bezorgen. Emile is vijf jaar geleden ook begonnen met het uitschrijven van een leerlijn. Dat is wat we willen doen met de website Start2Volley. Maar dat is een proces dat nog altijd aan de gang is. Vijf jaar geleden tekende hij immers ook voor Roeselare.
Ik denk dat we ook mogen zeggen dat het niveau in Vlaanderen enorm vooruit gegaan is sinds de algemene aanvaarding van deze methode. We blijven hierdoor het buitenland toch ook een stapje voor.
Hoe belangrijk zijn goed opgeleide trainers in dit verhaal?
"Die zijn uiteraard cruciaal. Dat is altijd mijn stokpaardje geweest. Het is via degelijk geschoolde trainers dat je ook kwaliteit kan bieden. En zoals ik eerder al zei, staat of valt volgens mij alles met de kwaliteit die je biedt. Clubs zouden daar meer werk van moeten maken. Via extra sponsoring of een verhoging van het lidgeld, moeten er meer mogelijkheden gecreëerd worden. Mensen zijn bereid om meer te betalen. Op voorwaarde dat ze zien dat er ook effectief een goede begeleiding is. Zoals ik al zei, in Grimbergen was er maar één speler die afgehaakt heeft toen we het lidgeld verdubbelden om een betere werking te verzekeren.
Ik moet zeggen dat je nu op de 'clinics' van 'Start2Volley' toch te weinig mensen ziet. Eén van de taken van een jeugdcoördinator zou ook zijn om zijn trainers te motiveren om opleiding te volgen."
Hoe zie je de toekomst van de jeugdopleiding?
"Goh, je kan de vergelijking maken met een school. Als je op een school op de tien één of twee echt goeie leerkrachten hebt, dan mag je tevreden zijn. Zo is het ook in volleybalclubs. Ik ben er dan ook voorstander dat elke club een jeugdcoördinator heeft. Die persoon is dan de trekker binnen hun club. Voor Volley Vlaanderen zouden dat dan ook de ideale aanspreekpunten kunnen zijn om de nieuwe visies, leerlijnen, door te geven aan alle trainers. Het spreekt wel voor zich dat een dergelijk engagement bijna niet mogelijk is enkel en alleen op vrijwillige basis. Ik pleit er dan ook voor dat zij minstens halftijds betaald zouden worden. In een ideale wereld heb je per club zelfs twee mensen die deze rol invullen. Dan heb je enerzijds een technicus en anderzijds een organisator.
Het probleem is natuurlijk dat we met het volleybal in een vrijwilligerswereld zitten. Dan ben je heel afhankelijk van de energie en goede wil van enkele personen. Het is voor, bv. iemand die uit de opleiding L.O. komt, niet interessant om in het volleybal te stappen. Er valt immers niets te verdienen. Ik denk dat daar de grote uitdaging ligt voor de clubs. Maar ook de bond heeft op dat vlak een grote verplichting, vind ik. Zij moeten dit op alle mogelijke manieren ondersteunen. De bond is er voor de clubs. Het zijn immers de clubs die het volleybal groot maken en de spelers leveren. Ten dele gebeurd deze ondersteuning nu al wel via het een fonds van Sport Vlaanderen. Hiermee worden clubs beloont die niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief uitstekend werk verrichten. Maar ik denk dat het ook daar wel tijd is om weer met iets nieuws te komen. Zo vrees ik dat het ondertussen eerder zaak is van je dossier goed op orde te hebben, dan dat de dagdagelijkse praktijk hieraan beantwoordt."
Zijn fusies, en dus grotere clubs, dan de oplossing?
"Kijk, in principe wel. Maar het is te zien hoe je dit invult. Er zijn clubs waar de jeugd na het samengaan overal verspreid terecht komt. Ik vind dat je altijd je lokale binding moet behouden. Voor jonge kinderen is het belangrijk dat ze 'onder de kerktoren' kunnen gaan trainen en spelen. Eenmaal ze wat ouder zijn, speelt dat minder een rol. Ik denk dat het bij een fusie dan ook belangrijk is dat je je zalen behoudt en dat jonge kinderen plaatselijk terecht kunnen. Als dat het geval is, kan je de vruchten plukken van een groter geheel. Maar ook in dit verhaal vind ik een jeugdcoördinator een sine qua non. Verschillende ploegen die in verschillende zalen moeten spelen, daar komt het nodig puzzelwerk bij kijken.
Een ander aspect is dat dit alles ook de nodige inspiratie vraagt bij een club. Als je naar de besturen van de meeste clubs kijkt, dan zie je - met alle respect voor hun werk - vooral oudere mensen. Het ontbreekt dan ook wel eens aan de nodige dynamiek om iets uit te bouwen en stappen te durven nemen."
En zo lieten we Swa rustig verder genieten van zijn pensioen. In zijn 'kot' naarstig verder timmerend aan een nog betere jeugdopleiding voor ons Vlaamse volleybal.
artikel : Verhaegen Tim, Bevolley .